Uitgangspunten voor deze begroting:
- Alle bedragen in deze begroting luiden in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
- De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen, de nieuwe IJkpuntennota en de Kaderbrief.
- De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2021 bedraagt conform de Kadernota 3% ten opzichte van de begroting 2020 voor CAO-loonstijging waarvan 1% stijging sociale premies.
- De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2021 bedraagt conform de ramingen van het Centraal Planbureau 2%.
- De gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen komt ten opzichte van de Kadernota in 2021 uit op 2,9% ten opzichte van de begroting 2020.
- De tarieven voor de OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2021 op grond van de Kadernota trendmatig met 2% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals de afbouw van de precariobelasting en de herwaardering bij de OZB).
- De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen is daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
- Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van afzonderlijke vaststelling door uw Raad.
- Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2022 tot en met 2024 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2021.
- De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2021 op grond van de BBV-wetgeving weer opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 1%
- Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage wordt voor 2021 conform voorgeschreven berekeningen vanuit het BBV vastgesteld op 2%.
- De projecten zijn qua kosten en opbrengsten op basis van peildatum 31-7-2020.
- Aan reserves en voorzieningen wordt geen inflatie- of rentevergoeding toegekend.
- De overheadtoerekening aan de onderscheiden programma’s in de begroting is conform het BBV afgeschaft. Aan investeringen, leges en projecten worden nog wel uren en overhead toegerekend. Voor het overige wordt de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het programma ‘Bedrijfsvoering’ verantwoord.
- Het uitgangspunt is dat er in 2021 68.700 woningen in Amersfoort zijn; in 2022 69.700 woningen; in 2023 70.700 woningen en in 2024 71.700 woningen. Dit betreffen louter de verblijfsobjecten met een woonfunctie. Voor de raming van het gemeentefonds worden andere aantallen gebruikt; daarvoor wordt onder andere ook het aantal verblijfsobjecten met een logiesfunctie meegenomen.
- Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in deze begroting.
- Voor de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we twee voorzieningen:
- Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
- Een voorziening voor pensioenen van wethouders.
- Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt.
- De norm voor variabele overheadkosten bedraagt € 5.150 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- De norm voor beperkte vaste overheadkosten bedraagt € 30.600 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- Het overige deel van de vaste overheadkosten van € 33.550 per fte wegen we indien nodig als claim jaarlijks integraal af bij de Kadernota.
- De norm van de nieuwe werkzaamheden voor regiogemeenten en derden bedraagt € 69.300.
- Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2021-2024.
- De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
- De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
- Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden op grond van het Coalitieakkoord 2018-2022 zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.
Conform de Kadernota 2021-2024 laten we het financieel solide beleid met een begroting die voor alle jaarschijven van de komende meerjarenbegroting reëel, materieel en structureel sluitend is, vanwege de grote financiële onzekerheden, alleen voor de jaarschijf 2024 eenmalig los. Bij de Kadernota 2022-2025 presenteren we, indien nodig, de (ombuigings)voorstellen die gericht zijn op een voor alle jaren van de jaarschijven 2022-2025 structureel sluitende begroting 2022-2025.